Hoewel het een Engels woord is, staat namedropping gewoon in de Nederlandse Van Dale. Daar wordt het omschreven als “opschepperij, indruk willen maken door met namen te strooien.” En precies zo ervaren wij het vaak ook – zeker in de wereld van muziekliefhebbers en concertbezoekers. Kijk mij eens veel weten over obscure bands, vergeten concerten en zeldzame releases.
Maar soms is namedropping onvermijdelijk. Soms dient het een hoger doel. Het helpt om personen een gezicht te geven, verbanden te leggen tussen muzikale stromingen en te verklaren waarom iets klinkt zoals het klinkt.
Zo ook nu.
Daar gaan we.
De warme avond in het Patronaat wordt geopend door Lol Tolhurst [foto hierboven], medeoprichter en voormalig drummer van The Cure. Hij verliet de band vlak voor de release van Disintegration, maar bleef actief in de muziek en schreef twee boeken. Zijn nieuwste project is het album Los Angeles, dat hij maakte met Jacknife Lee en Budgie (Siouxsie & The Banshees). Budgie is er vanavond niet bij; in plaats daarvan staat Tolhurst voor het eerst op het podium met zijn zoon Gray (van de band Topographies) en bassist Oliver Cherer, die we later op de avond nog terugzien.
De set opent passend met ‘The Holy Hour’, afkomstig van The Cures Faith (1981). Gray klinkt als een jonge Robert Smith, Cherer speelt met overtuiging en Tolhurst drumt beheerst en gefocust. Met ‘A Forest’ als tweede nummer is duidelijk dat de setlist draait om de eerste vier albums van The Cure, de enige waarop Tolhurst nog als drummer te horen was, voordat hij overstapte op toetsen.
Verrassend moment in de set: Miki Berenyi voegt zich bij de band voor ‘A Strange Day’, gevolgd door ‘Moose’ (Kevin McKillop); samen spelen ze ‘Stranger’, de enige gezamenlijke single van Tolhurst en het Miki Berenyi Trio. Daarna verlaten ze het podium en volgen nog vroege Cureklassiekers als ‘The Hanging Garden’ en het afsluitende ’10:15 Saturday Night’, inmiddels 46 jaar oud. Het is heerlijk om deze nummers live te horen, maar het voelt ook een beetje alsof we naar een Curetribute kijken. Wel eentje met een originele drummer.
Na een korte ombouwpauze betreedt het Miki Berenyi Trio [overige foto’s] zelf het podium. Berenyi, jarenlang zangeres van shoegaze-/dreampopband Lush, richtte MB3 op na het succes van haar memoires Fingers Crossed (2022). Samen met partner Kevin McKillop (Moose) en Oliver Cherer speelt ze een set die het heden en verleden naadloos verbindt.
Bij binnenkomst grapt Berenyi dat Moose eigenlijk liever in de kleedkamer was gebleven om de net begonnen voetbalwedstrijd te volgen. Als het publiek belooft hem op de hoogte te houden, kan de show beginnen. Als tweede nummer komt meteen ‘For Love’ voorbij, “1-0,” roept iemand. Daarna volgen ‘Vertigo’ en ‘A Different Girl’ van het nieuwe album Tripla, afgewisseld met ‘Undertow’ van Lush’ album Split. “2-0.” De band speelt uiteindelijk vrijwel het hele Tripla, aangevuld met Lushklassiekers en zelfs een Piroshkanummer.
De sfeer is losjes, de band klinkt strak en Berenyi’s stem lijkt door de jaren heen alleen maar sterker geworden. Na ‘Baby Talk’ zegt ze resoluut dat ze nooit aan toegiften doen, maar ze maakt graag een uitzondering voor een verzoekje uit het publiek. Wanneer iemand voor de grap “2-2” roept, dreigt Moose van het podium te stappen – natuurlijk met een glimlach. De band sluit af met ‘Ladykillers’, een van Lush’ grootste hits.
Een memorabele avond in Haarlem met meerdere generaties muzikale zwaargewichten, een ode aan het verleden en een blik op het nu. Soms is namedropping geen opschepperij, maar gewoon pure context. En in dit geval: muzikale geschiedenis.