Voor het eerst in negen jaar brengt Harlem een nieuw album uit. De kern van de garagerockband uit Austin, Texas wordt gevormd door Michael Coomers en Curtis O’Mara, die beiden de vocalen voor hun rekening nemen en elkaar afwisselen op drums en gitaar. Bassist Jose Boyer maakt het trio compleet. Oh Boy is hun derde plaat en vormt een behoorlijke stijlbreuk met de voorganger.
In de pauze van negen jaar zijn de bandleden van Harlem blijkbaar niet alleen negen jaar ouder, maar ook een stuk rustiger geworden. De frisse, uptempo garagerock van Hippies (2010) heeft plaatsgemaakt voor lome indierock met jarenzestiginvloeden. Een langzaam maar gestaag ritme op de drums, laidback gitaarriffs en harmonieuze zang van Coomers en O’Mara. Hun stemmen klinken mooi bij elkaar en de muziek heeft een prettig relaxte sfeer. Toch ontbeert het album urgentie.
De nummers op zichzelf zijn best charmant, maar vertonen veel te weinig variatie. Het geheel wordt hierdoor nogal eentonig, bijna slaapverwekkend. Ook al is een nummer genietbaar, het volgende lijkt er zo op dat je het vrijwel meteen weer vergeet. Af en toe is er een iets aanstekelijkere uitschieter, zoals ‘Oh Boy’, waarin het tempo iets hoger ligt, of ‘Queen of Mosquitos’, dat juist een meer melancholiek tintje heeft. Uiteindelijk beklijft het album echter niet en zijn de drie kwartier die het duurt een behoorlijk lange zit.
Er is niets mis mee dat Harlem een ander muzikaal register heeft willen aanboren en het klinkt ook allemaal niet onaangenaam, maar je zou willen dat de band een snufje van de pit en energie van de voorgaande platen in Oh Boy had gestopt. “I’m listening to nothing”, zingen ze over de muziek van Lana Del Rey en Beyoncé in het nummer ‘Lana’. Wellicht kunnen ze zich die kritiek zelf ook aantrekken.