Beeld: Jan Rijk
Jonge honden
De ‘jonge honden’ van Le Motat [foto hierboven] lijken geen last te hebben van de warmte in de goedgevulde zaal in De Helling. Vol enthousiasme delen ze zakjes chips uit aan het publiek, en frontman Tato Wesselo daagt mensen uit voor een klapsolo. Met een speelse provocatie merkt hij op dat hij normaal jonge meiden ziet, maar nu alleen kale koppen.
Deze houding klinkt door in de Nederlandstalige indiesongs van de band, die soms rauw, poëtisch en serieus zijn, met absurde teksten. De nummers gaan over het leven, de liefde, seks, naar de klote gaan en … karton. De muziek voelt optimistisch en vrolijk aan, en blijkt – zelfs voor de kale koppen – bijzonder dansbaar.
Oude rotten
Na Le Motat maken de ‘oude rotten’ van Arab Strap [openingsfoto, foto hierboven en foto’s hieronder] hun opwachting. Aidan Moffat (zang en drumcomputer) en Malcolm Middleton (gitaar), samen de ruggengraat van de band, worden bijgestaan door een drummer, bassist en gitarist-toetsenist.
Sinds hun hereniging in 2016 heeft frontman Aidan Moffat zijn songwriting verlegd van autobiografische verhalen naar een breder scala aan kwesties, wat ook hun geluid heeft doen evolueren. De setlist bestaat dan ook grotendeels uit materiaal van hun laatste twee lp’s: As Days Get Dark (2021) en I’m Totally Fine with It 👍 Don’t Give a Fuck Anymore 👍 (2024).
They give a fuck 👍
Natuurlijk geven ze er wel degelijk om! Dat hoor je, zie je en voel je. De eerste drie nummers van de set zijn afkomstig van het meest recente album. Dankzij de zware riffs en felle feedback van opener ‘Allatonceness’ hoor je de woede die zich richt op de cultuuroorlogen en online radicalisering. Tijdens ‘Bliss’ nemen de gesequencete synthriffs, de drumcomputer en de spreekzang van Moffat het perspectief aan van een vrouw die online geterroriseerd wordt. ‘Sociometer Blues’ hypnotiseert door de intense zang van Moffat, de houseakkoorden op piano en de krassende gitaren.
Nieuw als vanouds
De band is duidelijk goed op elkaar ingespeeld; na bijna dertig jaar samen, met een paar jaar onderbreking, is het hoorbaar dat ze zich ook live op hun gemak voelen met de nieuwe nummers. De samensmelting van elektronica, postrock en wereldbeschouwende cynische teksten zijn typerend voor de band.
Tot groot plezier van het publiek is er ook ruimte op de setlist voor ouder werk, zoals ‘New Birds’ van het album Philophobia (1998) en de klassieker ‘Girls of Summer’ van hun allereerste ep.
Groots en toch ook klein
Aidan Moffat’s veranderende kijk op de wereld en muzikale evolutie, met behoud van zijn cynische, donkere spreekzang, is intens. Daar moet het publiek het dan ook van hebben, want voor praatjes is hij niet in de stemming. Af en toe klinkt er een gesmoord “thanks” na een luid applaus. Zichtbaar last hebbend van de warmte, plukt hij aan zijn overhemd en grijpt regelmatig naar een handdoek om zijn bezwete hoofd te deppen.
Zo groot(s) als hij is, staat dit waarschijnlijk niet in verhouding tot zijn blaas. Zoals vaker bij een optreden gaat hij backstage voor een plaspauze, waarbij de band zorgt voor muzikale opvulling.
“Fucking cold“
De synths zijn net zo griezelig als het onderwerp van het laatste nummer ‘Turn Off the Light’. De zware gitaren en dreigende stem van Moffat vormen een aanklacht tegen de complotkrant The Light. Het publiek moet zich even herpakken voordat het luid applaudisseert, terwijl de band het podium verlaat.
Aidan Moffat en Malcolm Middleton komen samen nog terug voor een toegift. De zanger, nog steeds verhit, merkt op dat ze na dit optreden gelukkig naar huis gaan en hoopt dat het daar “fucking cold” is. Met zijn leesbril en tekstboek moppert hij even wat over de lege pagina’s, om vervolgens samen met Middleton – bijna akoestisch – ‘You’re Not There’ te vertolken.
Gekweld vertelt Aidan hoe hij geen antwoord krijgt op zijn berichtjes aan zijn ex-geliefde, totdat hij zich realiseert dat zij dood is. Dat verdriet probeert hij te verwerken door haar toch berichten te blijven sturen.
Hartverscheurend mooi. Je zou er warm van worden.