“All right, Paradiso, let’s have some fun!” zijn de woorden waarmee James Smith, de frontman van Yard Act, vanavond het concert opent. Het zal blijken dat hij die belofte met verve inlost.
Voor het zover is, is het eerst nog de beurt aan voorprogramma Murkage Dave [foto hieronder]. Op het podium staat een ouderwetse ghettoblaster in de spotlight. De als David Lewis geboren Londenaar komt op en stopt met enig gevoel voor drama een cassettebandje in de speler. Dit vormt zijn muzikale begeleiding – later zal hij nog applaus vragen voor zijn ‘band’. Over de groovy, soms stevige beats brengt hij met soulvolle stem r&b en rap ten gehore. In het begin klinkt het allemaal nog wat veilig, maar al snel wordt het met elk nummer swingender. Het publiek heupwiegt soepel mee en ook Dave zelf beweegt over het podium, zijn woorden met arm- en handbewegingen kracht bijzettend. Over humor beschikt hij ook: na zijn toelichting bij het nummer ‘Please Don’t Move to London It’s a Trap’, over hoe duur het leven in Londen is, gaat hij soepeltjes over op de mededeling dat hij ook albums verkoopt.
In het eropvolgende halfuur stroomt de grote zaal nog wat voller voor Yard Act [openingsfoto en foto hieronder]. De groep uit Leeds komt naar Amsterdam met het bijna twee maanden geleden verschenen tweede album Where’s My Utopia op zak. De nieuwe plaat bevat net als debuut The Overload (2022) scherpe postpunk, met een nog prominentere rol voor de ironische praatzang van James Smith. Waar dit alles op plaat een weliswaar aanstekelijk maar ook sober, droog geluid oplevert, klinkt dat vanavond live veel voller. Dat is vermoedelijk mede te danken aan het feit dat Smith, bassist Ryan Needham, gitarist Sam Shipstone en drummer Jay Russell versterking krijgen van twee achtergrondzangeressen en een saxofonist.
De charismatische podiumpresentatie is daarbij een andere belangrijke factor. Vanaf de eerste minuten van opener ‘An Ilusion’ spuwt Smith zelfverzekerd zijn teksten de microfoon in. Ondertussen gebruikt hij vol expressiviteit het hele podium: hij zwaait met armen en benen en met de microfoonstandaard, danst, springt en gaat er zo nu en dan zelfs bij liggen. Zijn zangeressen doen niet voor hem onder en bewegen met hem mee in een hier en daar theatraal aandoend samenspel. Ondertussen staat de boomlange, indrukwekkend besnorde gitarist Shipstone stoïcijns en imposant op een hoek van het podium.
De explosie van energie slaat over op het in de loop van de avond almaar uitzinniger wordende publiek. Het eerste hoogtepunt vindt plaats bij het derde nummer, ‘When the Laughter Stops’. Er ontstaat een (ietwat heftige) moshpit die niet meer uiteengaat en steeds verder uitdijt. Een ander nummer dat eruit springt is ‘Payday’, waarin de aanstekelijke hook “Take the money and run!” luidkeels wordt meegebruld.
Het wordt allemaal bijna té intens, maar gelukkig wordt er af en toe ook wat gas teruggenomen met iets rustiger nummers als ‘A Vineyard for the North’. Het intermezzo waarbij een fan uit het publiek aan een rad mag draaien om te bepalen wat het volgende nummer wordt biedt ook een rustpunt, maar doet een klein beetje flauw aan. Desalniettemin heeft het een puike vertolking van ‘Fixer Upper’ tot gevolg.
Tegen het eind van de setlist zijn de brillenglazen van Smith beslagen, maar na een korte pauze is er nog voldoende energie voor een toegift. Yard Act is een maatschappijkritische band en dat blijkt ook uit de slotwoorden van Smith, waarin hij zich niet alleen oprecht dankbaar toont voor de kansen die de band heeft gekregen, maar ook oproept om stil te staan bij de regio’s waarin men momenteel níét de vrijheid heeft om muziek te maken. Het wordt beantwoord met een bevlogen gejoel van het publiek.
Wanneer de band dan toch echt definitief het podium heeft verlaten, klinkt ‘Wonderful Life’ van Black uit de luidsprekers. Veel bezoekers blijven nog even staan om na te praten en/of bij te komen van wat er heeft plaatsgevonden. Yard Act heeft voor een intense, zinderende avond gezorgd.