Wand en Kapitan Korsakov – Tolhuistuin, Amsterdam (22-06-2017) Wand speelt tien minuten te lang

“We zijn gekomen om jullie met verstomming te doen slaan. Of iets in die richting. Het is voor ons en voor jullie leuker …”, en Pieter-Paul Devos, frontman van Kapitan Korsakov [bovenste foto],  maakt wat gebaren naar het publiek. “Kom toch.” Voorzichtig schuifelen de mensen in Tolhuistuin naar voren, richting het podium. De Gentenaren knallen ‘Don’t Believe The Hope’ de zaal in. Het trio uit Gent heeft drie langspelers op zijn naam staan en in iets meer dan dertig minuten cruisen ze door het oeuvre.

Kapitan Korsakov maakt er een zeer vermakelijke chaos van op het podium. De sound is direct, ergens tussen grunge en punkrock. Nirvana en Sonic Youth zijn gemakkelijk te maken referenties en de vijf nummers klinken vooral urgent. Na iets meer dan een half uur is het klaar en zit Devos bij zijn pedalen; hij laat gierende gitaarakkoorden door de zaal stuiteren, draait aan wat knoppen van zijn voetpedalen en wil van geen einde weten. Na nog een omgang, nog een ronde gierend lawaai tikt hij de installatie op off, zwaait hij naar het publiek en wandelt hij van het podium. Hij heeft om een rendez-vous bij de merchandise gevraagd, maar tijdens de pauze vóór het optreden van Wand is Kapitan Korsakov in geen velden of wegen te zien.

 

Wand is bezig met een onstuimige carrière. Het vijftal uit Los Angeles debuteert in 2014 (toen nog een viertal) met Ganglion Reef, minder dan een jaar later verschijnt Golem (2015) en in hetzelfde jaar is opvolger 1000 Days klaar. Fuzzy gitaarrock is een etiket voor de muziek. Wand maakt een cocktail van Pixies (punkrock), Talking Heads (intelligente teksten op stuiterende ritmes) en Throwing Muses (tempowisselingen in elke song). De groep lijkt elk idee in de studio te omarmen en tot nummer te verheffen, en een compositie is niet af zonder drie of vier verrassende wendingen. Cory Hanson [foto hierboven] is een wat in zichzelf gekeerde frontman. Als hij al iets tegen het publiek zegt, klinkt het wat geforceerd. “How is everyone doing?” is de vraag en na wat geschreeuw uit de zaal rondt hij af met “I like it when people yell.

De groep opent met ‘Plum’. De groep heeft aangegeven dat er dit jaar een nieuw album zal verschijnen en trakteert de fans op een aantal nieuwe songs. Met ‘Plum’ acclimatiseert de band; men houdt het intro aan en waagt zich nog even niet aan een tempowisseling. Na de uitwaaierende aanloop zet Wand de muzikale kraan open en gaat de groep op zoek naar tempo. Duidelijk is dat het gezelschap in de nieuwe song kiest voor meer gitaar in het groepsgeluid. ‘Plum’ verdwijnt achter een muur van gitaarnoise, een ritmisch opgetrokken muur. Er wordt naadloos  gemusiceerd naar ‘Floating Head’ en daarna naar ‘Fire On The Mountain’. Hanson doet nog een poging tot contact, maar zet snel ‘Bee Karma’ in. Het is een volgend nieuw nummer en opnieuw een track waarin de gitaren duelleren. Wand heeft het geluid zwaarder gemaakt, kiest voor gitaarakkoorden en niet alleen tempovariaties. De fans kunnen bijna leunen tegen de af en toe moddervette, muzikaal opgetrokken gitaarwand. De sound is vet, af en toe bijna zwaar, bij momenten lichtvoetig en in alle gevallen prima te verteren.

Opvallend is dat het publiek nogal stil is. Trouwe fans schreeuwen zo af en toe een titel, maar geen van de groepsleden reageert hier op. ‘1000 Days’ is het springerige titelnummer van het voorlopig laatste album, maar ook dit nummer krijgt een uitvoering met vooral veel gitaargeluid. Wand kiest niet zozeer voor het avontuur, maar ontwikkelt de sound voor de grasvlakten van de festivals komende zomer. ‘Blue Cloud’ is opnieuw “a new song”, vertelt Hanson. ‘Cinnamon Girl’ is een liedje van Neil Young. De uitvoering van Wand is punkrock, ademt Dinosaur Jr., riekt naar de harde Amerikaanse rock van de negentiger jaren. Het vijftal op het podium lijkt geen recht te doen aan de prachtige americanatrack van de oude mopperkont uit Canada. ‘Generator Larking’ lijkt daarna een prima afsluiter. De groep neemt het publiek mee in een mooie apotheose. Wand blijft na de laatste akkoorden echter op het podium, Hanson zegt nog een nummer te willen spelen en begint zijn gitaar te stemmen. Alles in de zaal valt dood als bier in een vet glas. Hanson stemt, de groepsleden wachten en het publiek is gestopt met applaudisseren en kijkt stil toe. Dan wordt ‘Growing Up Boys’ gestart.

Na een aarzelende opening klinkt er rootsrock zonder tempo en is er geen sprake van een apotheose. De keuze om op het podium te blijven voor toegiften pakt verkeerd uit. Stompende gitaarrock staat een hoogtepunt in de weg. Na het nummer loopt de zaal snel leeg.

Intussen is Pieter-Paul Devos van Kapitan Korsakov met wat spullen in de ruimte naast de concertzaal aangekomen. Met grote voorzichtigheid scheurt hij het plastic van de laatste langspeler Physical Violence Is The Least Of My Priorities. “De eerste song van de gig? Kom, laat me”, en hij schrijft ter plekke een setlist [foto rechts]. “We musiceerden langs de albums, zou ik kunnen zeggen.”

Achter de tafel van Wand vertelt een medewerker dat het nieuwe album natuurlijk te krijgen is. “De nieuwe nummers”, en hij duwt de verbaasde fan een exemplaar van Ganglion Reef in de handen. In de zaal blijkt Wand voor het overgebleven publiek toch nog een toegift te spelen. Apotheose? Nee. Te lang gespeeld? Volmondig ja.

Beeld: Jaks Schuit

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *