‘Ekki hugsa‘ is IJslands voor ‘denk niet’. Samen met visual artist Torsten Posselt, een strijkkwartet en een drummer/percussionist nodigt multi-instrumentalist Ólafur Arnalds het publiek uit om tijdens het transcendentale audiovisuele optreden gedachten ‘los te laten’. Door het samenspel van de muziek en de lichtshow willen zij een meditatieve sfeer creëren. Als tegengif voor de druk van de hectische wereld. Een verleidelijke gedachte om alle crises, hoe groot of klein – al is het maar voor even – te vergeten maar het ‘niet denken’ blijkt schier onmogelijk!
Nog voordat de muzikanten op het podium staan, klinken uit de zelfspelende piano’s prachtige noten. Ze smelten samen met de lux, lumen en ontwerp van het licht en dansen omhoog naar de nok van de ronde en beroemde Grote Zaal van Tivoli. Om dan níét na te denken over hoe de piano’s zonder pianist zelf spelen is toch lastig.
Ólafur legt later met een glimlach uit dat hij tijdens een blessure twee vingers niet goed kon gebruiken en dat dat toch knap lastig was voor een pianist. Tijdens een reis ontdekte hij zelfspelende piano’s en omdat hij – naast de zenuwbeschadiging – ook nog eens met een writer’s block kampte, had hij voldoende tijd om in die techniek te duiken. In samenwerking met Spitfire Audio ontwikkelde hij een volledig pianosysteem dat zelf partijen bedenkt en speelt; de Stratus plug-in. Inmiddels volledig hersteld maakt Ólafur nog steeds veelvuldig gebruik van die plug-in, zoals op zijn meest recente album Some Kind of Peace (2020).
Van dit album spelen ze als openingsnummer ‘Loom’ en later ook onder andere ‘New Grass’, ‘Spiral’ en ‘Woven Song’. De filmische soundscapes (niet zo gek dat hij een veelgevraagd filmmuziekschrijver is), elektronische verrassinkjes en melancholische snaren grijpen naar de keel. Ze ontroeren en vormen eerder een uitlaatklep of katalysator voor de opborrelende emoties en gedachten dan ‘Ekki Hugsa’.
Om de meditatieve sfeer te bevorderen, rijgen de muziekstukken zoals ‘Only the Winds’ (For Now I Am Winter, 2013), ‘Doria’ (Island Songs, 2016), ‘Brot’, ‘Ekki Hugsa’, ‘Ypsilon’ (re:memeber, 2018) zich zonder veel introducties tussendoor aaneen. De snaren van de cello, en (alt)violen voegen harmonieën en tegenmelodieën toe en zwellen aan om vervolgens heel minimalistisch en intiem het publiek iets toe te fluisteren.
Het nummer ‘Nyepi’ (re:member) wordt wél ingeleid door de IJslander die deels op Bali woont. Ólafur vertelt dat Nyepi of de Dag van de Stilte een hindoefeestdag op het Indonesische eiland Bali is. Op deze dag is het de bedoeling dat je thuis blijft, vast en mediteert en wordt er geen elektriciteit, internet of iPhones gebruikt. Een gebruik dat volgens hem mag worden uitgebouwd tot 365 dagen per jaar. Het inspireerde hem tot een prachtig muziekstuk ‘Nyepi’. Wellicht een tegenstelling; proberen dichter bij de stilte te komen door muziek te maken.
Na het een-na-laatste nummer ‘Near Light’ (Living Room Songs, 2011) gaan de muzikanten, op de meester zelf na, van het podium af onder luide en staande ovatie van het publiek. Daarna zet Ólafur Arnalds achter de piano heel klein ‘Lag Fyrir Ömmu’ van hetzelfde album in. Iedereen is stil, betoverd en in zijn/haar eigen gedachten verzonken maar tegelijkertijd zó verbonden met elkaar en de muziek. Alsof dát nog niet voldoende is om te ontroeren, hoor je in de verte vioolmuziek. Sommige, die iets minder diep in gedachten waren verzonken, kijken op. Zich afvragend of het geluid elektronisch is en zo ja, waarom?
Nee, door de geopende deuren zie je de strijkers achter elkaar, met trage tred door de gang hun stuk spelen. Subtiel, en in de verte. Ólafur Arnalds eindigt het stuk met een lange stilte en het publiek doet dat met een diepe zucht.
Beeld: Jan Rijk