Hoewel het een eer is bevriend te zijn met Ty Segall, wil niemand slechts daarom bekendstaan. Ook Chad Ubovich, die met Segall in Fuzz speelt, heeft graag iets on the side. Drie jaar geleden bracht zijn band Meatbodies debuutalbum Meatbodies uit: een plaat vol pakkende, harde garagesongs met een hoog energiegehalte. De opvolger heet Alice en zou moeten gaan over “angst, seksualiteit, oorlog, religie, technologie, vrede, filosofie, hedonisme, sociologie, evolutie en kerkleer”.
Dat klinkt niet bepaald vrolijk en daar ligt een verschil met het debuut. Meatbodies bevatte toegankelijke en regelmatig wél vrolijke psychedelische garagesongs als ‘Wahoo’, die qua geluid deden denken aan Thee Oh Sees. De bak herrie die op Alice wordt neergestort, neigt veel meer naar de fuzzy hardrock van Fuzz. Op de eerste plaat van Meatbodies wilde je springen en stuiteren, nu zul je vooral hard headbangen op nummers als ‘Disciples’ en ‘Touchless’, die er weinig doekjes om winden en vooral gewoon keihard zijn. Draai de twee albums door elkaar en je hebt een full-body workout.
Meer Fuzz dus en minder Thee Oh Sees, maar er zijn meer associaties. Met Wand bijvoorbeeld, de band waarvan zanger Cory Hanson ooit bij Meatbodies speelde. In ‘Kings’ en het sterke ‘Scavenger’ is de zang van Ubovich weliswaar niet zo zuiver als de falsetto van Hanson, maar wel even hoog. De vocalen worden net als bij Wand gevolgd door explosieve gitaaruitbarstingen en doffe klappen op het drumstel (achter dat drumstel neemt dan overigens weer regelmatig Erik Jimenez van together PANGEA plaats).
Het aantal referenties in deze recensie zegt veel over dit album. Fans van muziek van Ty Segall, Fuzz en Wand zullen ongetwijfeld uit hun dak gaan op Alice, maar het is nog even zoeken naar het specifieke karakter en de onderscheidende kwaliteiten van Meatbodies. Maar of we daarom geven als we Ubovich met zijn Meatbodies weer live in Nederland zien optreden? Waarschijnlijk niet, dus kom maar op met die tourdata.