De Feestzaal is een schemerige ruimte op de eerste verdieping van restaurant De Pont in Amsterdam. Kevin Morby zit aan een lange tafel. Voor hem staan lege glazen en liggen verspreid wat magazines. Zijn telefoon licht regelmatig op. De journalist krijgt een teken dat hij nog een laatste vraag mag stellen.
“Iedereen wil praten over steden,” antwoordt Morby zuchtend, “dus praat ik hier over Parijs en Amsterdam en in Amerika over New York. Ik realiseer me dan hoe moeilijk het is om de signatuur van een plaats in de juiste woorden te vatten. En dat lukt vaak niet.” Hij groet de journalist en vraagt een moment om naar het toilet te gaan. De Amerikaan is in Amsterdam voor de promotie van zijn nieuwe album City Music, dat op 16 juni zal verschijnen. Het album past naadloos in de rij van vier soloplaten van de Amerikaan.
Bij terugkeer geeft Morby een nog vochtige hand. Hij kijkt me aan en zegt dat hij me vorig jaar bij een concert heeft gezien. “Ik heb je gezien in Bitterzoet, ik weet het zeker.” Hij pakt mijn A4 met aantekeningen, trekt wat lijnen en zet een stip voor wat hij als het podium van Bitterzoet ziet. “Je stond hier. Nee? Weet je zeker waar je stond?”
Morby vertelt als antwoord op een vraag over de duur van het optreden. “Ik herinner me Bitterzoet. Het was een intensief optreden. Ik heb twaalf, misschien dertien nummers gespeeld. Eindigde ik met ‘No Place to Fall’ van Townes Van Zandt? Ja!” Hij kijkt even op zijn telefoon. “Máár twee toegiften? Zo’n optreden duurt meer dan een uur. Het is intensief en dan zijn twee extra nummers meer dan voldoende. Niet omdat ik niet meer wil, maar omdat ik niet meer kan. Genoeg is genoeg en bij meer nummers plezier ik misschien het publiek, maar niet mezelf. Een goed optreden kost veel concentratie en energie en mag niet te lang duren.”
Ik vertel dat ik hem na het optreden in de zaal tegen het lijf liep en we elkaar een hand gaven. Ik bedankte voor een mooi optreden. Morby pakt het papier met aantekeningen en zegt dat we elkaar op zijn getekende punt een hand hebben gegeven. Het is een onweerstaanbaar grappige opmerking en ik geef hem gelijk. “You see”, zegt Morby.
Ad Astra Per Aspera
Kevin Robert Morby, geboren op 2 april 1988 in Lubbock, Texas, is voor het eerst muzikaal te horen op de release Danger Bird Blues/RRRip-It-Up van de groep Ad Astra Per Aspera (Latijn voor ‘naar de sterren door moeilijkheden’). Hij zingt mee in het koortje op een van de tracks. Bij het noemen van de release kijkt Morby me verbaasd aan. “Wat leuk dat iemand in Nederland deze release noemt. Het zijn vrienden van me en als ik ze dit vertel, zullen ze het niet geloven. Ze zullen trots zijn.” Morby speelt van 2009 tot 2012 de basgitaar in Woods en werkt aan vier langspelers vol folkrock mee. Daarnaast maakt hij in 2011 en 2012 albums met The Babies. In 2013 verschijnt Harlem River, zijn debuut als solomuzikant. De aanleiding voor het gesprek is City Music, zijn vierde release.
“Veel muziek in korte tijd? Misschien, mmm, zo denk ik er niet over. Het komt gemakkelijk. Ik ben het overigens met je eens, het is inderdaad veel muziek. Ik zeg dat het gemakkelijk komt en bedoel dan dat hard werken bijna altijd tot resultaten leidt. Dus besteed ik er ook niet te veel aandacht aan, ik denk er weinig over na en werk door. Nee, ik zie het niet als een oeuvre, het woord carrière vind ik zelfs lastig. Ik maak graag en vaak muziek en dat levert resultaat op. Muziek maken is zo veel leuker dan praten over muziek. Misschien verschillen we van mening. Natuurlijk praat ik graag over muziek die ik goed vind, over mijn eigen muziek praten, dat is lastig.”
Michael Bolton
“De eerste muziek, goede muziek (glimlachend), die ik me herinner, hoorde ik in de auto van mijn ouders. Mijn moeder zat achter het stuur en we luisterden naar een nummer van Michael Bolton. Het zal ‘I Will Always Love You’ zijn geweest. Waarschijnlijk luisterden we ook naar ‘How Am I Supposed to Live Without You’. Mijn ouders hadden niet veel muziek en niet veel met muziek. Bolton en Springsteen, dat was wel zo ongeveer de collectie. Mijn eerste nummer schreef ik toen ik twaalf was. Ik ben de titel vergeten. Ik liet het mijn gitaarleraar horen en hij zei dat het niet goed was. Hij zei ook: “Someday you’ll be very good at this.” Die uitspraak is belangrijk voor me geweest en ben ik niet vergeten. Het betekende iets dat de man dat tegen me zei. Ik ben al vanaf dat moment trots op de muziek die ik maak. Nogmaals, het is geen oeuvre, het is een begin. Een begin met intussen een aantal goede nummers. Goede nummers? Op elke release wel iets. Het is aan de luisteraars om dat te bepalen. Het is lastig om een album te promoten. Op het podium kies ik nummers én covers omdat ik deze wil spelen, niet omdat ze op de laatste release staan. Het is vreemd om met de pers alleen over City Music te praten. Er is meer dan alleen het album van 2017.”
City Music
“In Woods speelde ik de basgitaar. De meeste gitaristen kunnen de basgitaar spelen, niet alle bassisten kunnen gitaar spelen. Ook in de jaren van Woods speelde ik gitaar en piano. Mijn rol in de groep was bassist en veel leren, het vak leren. Bij The Babies stond ik om het zo te zeggen aan de wieg en bij Woods schoof ik aan in een groep die al een richting had gekozen. Na Woods was eerste album Harlem River er redelijk snel. Het is een plaat die over New York City gaat, ook over een stad. Ik denk niet dat ik stadmuziek maak, maar dat de nummers zo afwisselend zijn als de wijken van een grote stad kunnen zijn.”
Op mijn vraag waarom de soloplaten titels hebben met twee woorden, denkt Morby na.
“Still Life, eerst Harlem River, twee woorden inderdaad”, zegt hij, en hij telt naar een derde vinger. Ik noem Singing Saw en City Music. Hij kijkt me verbaasd aan. “Het is niet met opzet en ik heb er eerlijk gezegd nog nooit over nagedacht. Ik heb geen idee waarom de titels twee woorden hebben. De volgende plaat heeft drie woorden in de titel, lijkt me goed. Krijg ik daar misschien vragen over. Het is vreemd, dat wel. Ik ben bij elke stap betrokken dus ook bij het ontwerp. Ik vertel mijn wensen en ik kies uiteindelijk de beste foto.”
The Ramones
“Ik hoop dat de track ‘1,2,3,4’ op single wordt uitgebracht en dat we worden uitgenodigd voor een late night show. Ik wil dan dat we verkleed als The Ramones gaan.” We hebben even gepraat over het bezoeken van concerten. Er is een bord soep voor Morby op tafel gezet en hij wacht met eten. Ik zeg dat hij zijn gang mag gaan. Met kleine hapjes eet hij een deel van de maaltijd. “Ik heb The Ramones nooit live zien spelen. Het lijkt me fantastisch om verkleed als Joey Ramone op te treden, één been vooruit, de microfoon continu vasthoudend, achter mijn geverfde zwarte haar, licht voorovergebogen, de tekst van ‘1,2,3,4’ te zingen. Dat is een droom.”
Steden
“In de studio bij de opnames van City Music luisterden we veel naar Coney Island van Lou Reed, de eerste twee albums van Patti Smith, dus Horses en Radio Ethiopia, en Los Angeles van X. Dus niet naar The Ramones, terwijl ‘1,2,3,4’ op de plaat staat. Dat zijn de dingen die te benoemen zijn, maar niet uit te leggen. Het zij zo. Misschien zijn het wel albums met vooral muziek over steden,” zegt hij met een wat vermoeide glimlach.
Ongeduldig
“Ik ben een ongeduldig iemand. Misschien niet ongeduldig, maar in ieder geval wat gemakzuchtig in gesprekken. Het klopt, ik geeft korte antwoorden en als een journalist een stilte laat vallen, blijf ik stil. Twee woorden in een albumtitel is genoeg, al bedenk ik die reden nu pas. Ik ben onrustig, maar niet op het vervelende af. Ik ben denk ik goed in het vermaken van mezelf en ik vind het moeilijk om anderen te vermaken. En dat is precies wat ik op een podium doe. Een muzikale spagaat? Ja, dat is een goede en korte samenvatting.”
“Het is vreemd om een dag interviews te doen. Ik praat twintig minuten met iemand en die verdwijnt dan weer. Er schuift een volgende journalist aan, maar het gesprek loopt niet door. Ik zit tegenover een nieuw iemand met andere inzichten en invalshoeken. Andere steden ook (glimlachend). Als ik me dat vanmorgen had bedacht, zou ik onrustig zijn geworden.”
Nog voor mijn tijd op is, pak ik mijn spullen bij elkaar. Ik zeg dat hij even rustig kan eten en bedank hem voor zijn tijd. De telefoon licht op en Morby checkt een bericht. Hij kijkt op en zegt dat hij zijn soep gaat lepelen. “I’ll see you in Paradiso later this year,” zegt hij, “you’ll be there.”
Foto: Jaks Schuit