BEAK> – Sugarfactory, Amsterdam (30-11-2018) Groots spelende Britse band doet dronken Britten in Amsterdam vergeten

Onderweg naar de Sugarfactory passeert men een rij van tienerjongens. Die rij loopt voorbij de Sugarfactory naar de Melkweg, waar de 23-jarige rapper Denzel Curry optreedt. In de Sugarfactory staat een ouder publiek te wachten op het ervaren BEAK> uit Bristol.

De band onder leiding van Geoff Barrow (Portishead) vormt zich in 2009 zonder vooropgezet plan. Tijdens de eerste jamsessie ontstaat meteen een nummer van debuutalbum > (elk volgend album krijgt er een haak bij) dat in twaalf dagen wordt opgenomen. De manier van opnemen van de eerste twee albums lijkt op die van filmbeweging Dogma 95: live opgenomen en geen overdubs en gemix achteraf.

Voor de onlangs uitgekomen plaat >>> geldt een ander verhaal. Hoewel deze plaat ook live opgenomen is, wordt er nog een tijd aan de productie gewerkt. Vanavond krijgen de nummers een live-uitvoering.

Als de bandleden op het podium staan en zitten, geeft Barrow aan wat vergeten te zijn. Direct is er de droge Britse humor die het publiek vanavond zal vermaken. Basgitarist Billy Fuller: “You do this every night.” Barrow: “Yeah, this is all a bit scripted.” Hij doet de >-vormige lampen aan die voor de tour zijn meegenomen. Toetsenist/gitarist Will Young begeleidt de handeling met entertainende synthgeluiden. Overigens maken de bandleden schaamteloos reclame voor zichzelf: Fuller draagt een shirt van BEAK> en Barrow een shirt van de band Quakers waar hij ook in speelt.

Al bij de inzet van openingsnummer ‘The Brazilian’ van >>> breekt een van de snaren van de bas. Met de woorden “motherfucking prick” draagt Fuller de bas over en terwijl hij zijn andere basgitaar pakt, wijst hij achtereenvolgens naar het publiek en naar de andere twee bandleden: “I don’t blame you; I blame you, and you.”

Het drietal speelt vanavond nummers van >>> en ouder materiaal van met name >> in een indrukwekkend opgebouwde set. Rustigere, door synths geleide nummers als ‘Eggdog’ worden afgewisseld met ‘bassige’ songs als ‘Wulfstan II’ en dansbare maar unheimische elektronische nummers als ‘Allé Sauvage’. Het constante niveau mag bijzonder genoemd worden: het optreden kent geen hoogte- en dieptepunten – of eigenlijk alleen maar hoogtepunten. Zelfs het breekbare ‘When We Fall’ wordt gespeeld; een gewaagde maar geslaagde keus.

Tussendoor wordt er volop met snedige opmerkingen en grappige anekdotes gestrooid, van muizen in kleedkamers, tot het moeten poepen van Young door een late maaltijd, tot een “fuck off, we’re not monkeys” bij een roep tot doorspelen vanuit het publiek.

Voorafgaand aan het laatste officiële nummer legt Fuller op droge wijze uit dat het theoretisch het laatste nummer zal zijn, maar dat daaronder op de setlist een streep staat met een encore en dat ze tussendoor niet weg zullen gaan. Er wordt afgesloten met het duistere ‘Kenn’ en het uitgesponnen ‘Blagdon Lake’.

Tijdens het optreden excuseert Barrow zich voor de vele Britten die Amsterdam hebben verpest. Hij nodigt het publiek uit naar Bristol te komen om daar op straat te kakken en in steegjes te kotsen – dat doet men daar toch al. Maar vanavond valt de aanwezigheid van dronken Britten in Amsterdam in het niet bij een drietal Engelsmannen dat in een klein zaaltje tegenover de Melkweg een groots optreden neerzet.

Foto’s door Rene Passet (cc).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *